maandag 7 februari 2011

Wachtkamer



Bij Ikea kocht ik een wachtkamer
doe-het-zelf-pakket. Compleet met
stoeltjes voor aan de muur, tafels vol
tijdschriften met bemoedigende verhalen,
uiteraard een luid tikkende klok en een balie
met receptioniste die mij, nog een moment
geduld, voortdurend gerust stelt.


Daar zat ik dan, in mijn fonkelnieuwe
wachtruimte. Af en toe kwam er iemand binnen
even een knikje, ging er iemand weg, tot ziens,
maar verder niets noemenswaardigs. Dus bleef
ik maar wachten. Alles leek het prima te doen
en je kon er uitstekend tijd verpozen,
maar toch begon het te knagen;
had ik misschien iets over het hoofd gezien?

Ik pakte de knutselinstructie er nog eens bij
en verzuchtte in opluchting. Daar op pagina 12,
hoe had ik het kunnen missen, in een handomdraai
de wagenwijde deur naar buiten.
Op hol geslagen steigert edele stilte hoog boven mij uit.
Ik kan én heb geleerd
wegrennen
of doen alsof je dood bent.
In dat moment van dringend kiezen vroeg ik mij af
waarom een dilemma standaard twee oplossingsrichtingen biedt.
Veel tijd voor verder nadenken was er niet waarop
ik koos voor schijndood en beteugelen.
We keken elkaar strak aan en vonden misschien
een spiegelbeeld, niets te doen dan slechts mijn hand
op haar warme flank leggen. Stilte dreigt een bedreigde soort
te worden zag ik in een documentaire. Herken je dat,
hoe gefilmde emoties rechtstreeks binnenkomen en harten
doorboren? Daar ligt samengebald geluid in kamers
volgestouwd tot het als zand wegsijpelt. Je bent bang
voor echo's die overblijven omdat je jezelf kunt horen denken
en niet uit kan staan. Luister maar hoe het flippert
tegen de wanden van jouw vacant geworden hartpanden.
Een oud huis kies je vanwege het karakter
en het is van belang door de huidige staat heen te kijken,
vooral te visualiseren wat je ervan gaat maken. Tenminste,
zo kijk ik naar dat soort dingen, of heb ik mij dat laten vertellen?
Ik hoor haar kloppen en we staan daar zomaar even een poosje
aan elkaar te wennen. Dan ontzadel ik haar en maken we
lange ritten over rijp bedekte mistlanden.
We luisteren naar het ademen en snoeven maar zeggen niets.
Ze beent met zevenmijlslaarzen over stilgevallen landen.
Volgens zij die binnenblijven is ze wind. Dat snap ik, want ze is
heerlijk woest en vormloos als ze de benen, mijn benen (!)
van de grond tilt. Ik spartel en voel mij op drift, een losgeslagen
schip, boomblad dat van een regenplas nipt en zonder verzet
naar andere momenten geblazen. Daar zal ik liggen en glijd, dein,
val door mijzelf. Wij zijn door twee gedeeld, één geworden kom
ik op de dijk mensen tegen die druk met de uitgelaten hond praten
en ik wenste dat ook ik met dieren kon spreken of een ander talent
bezat dan alleen maar wind te zijn, deuren laten rammelen, ramen
in sponningen doen schudden, energie opwekken en zomergras
zacht aansporen te wuiven. Maar dit is wie ik ben vaak overal
en op stille dagen plotseling even zo goed nergens.

Bevroren bier



Ik had het weggelegd en er niet meer aan gedacht
Ook niet aan waarom al weer en hoe het daar in de ijskast
tegen startblokken wachtend op een ontsnappingsclausule
Ik begon in een boek, maakte een wandeling, zat op de bank
slechts te zitten en ontcijferde op eigen houtje een zelfhulpformule
en terwijl ik daar zo vanaf de sofa door de kamer keek


Niets


schoot er een zekere poos door mijn hoofd
en ik vroeg me af hoe het zo luid kon weerkaatsen
Dan ontruim je de vriezer, bijvoorbeeld een paar maanden
later en vind je het terug. De omstandigheden van toen
zijn weggesmolten en bevroren bier, éénmaal ontdooid,
smaakt naar wat eens is geweest.